De strooiwagen
Temperaturen onder de nul graden: het kan leuk zijn. Lekker schaatsen en bij sneeuw sneeuwpoppen maken. Maar het kan ook een nadeel hebben. Als water bevriest kan dit voor gladde wegen en fietspaden zorgen. Hierdoor kunnen auto’s wegglippen en fietsers onderuit gaan. Daarom moet deze gladheid bestreden worden. Dit gebeurt meestal met zout: strooizout. Zout zorgt er namelijk voor dat het vriespunt van water wordt verlaagd waardoor het minder snel bevriest.
Strooizout is grover dan gewoon keukenzout en bevat meestal ook wat zand. Hierdoor blijft het lang liggen waardoor het zich goed kan mengen met sneeuw of ijs. Dat is nodig zodat het zout zijn werking goed kan doen. Dit mengsel wordt pekel genoemd. Strooizout is vaak steenzout dat uit speciale zoutmijnen in Frankrijk of Duitsland wordt gehaald en in Nederland in grote hoeveelheden wordt opgeslagen. Het strooizout wordt door een strooiwagen op de gladde wegen gestrooid. Een strooiwagen is een vrachtwagen waarop een strooibak bevestigd is. Bij de bestrijding van gladheid worden de strooibakken gevuld. Onder in de strooibak zit een lopende band die het zout naar een ronddraaiende schotel transporteert. Door het ronddraaien van de schotel wordt het zout over de weg verspreidt. Via een camera bij de schotel kan de chauffeur in de cabine zien of alles goed gaat. En met een computersysteem kan hij instellen hoe breed het zout gestrooid moet worden en hoeveel zout er gestrooid moet worden.
Wanneer het hard heeft gesneeuwd kan een ploeg voorop de strooiwagen eerst de grote hopen sneeuw wegvegen. Die ploeg, ook wel sneeuwschuiver genoemd, heeft aan de onderkant een kunststof strip. Dat moet ook wel omdat hij anders de straten flink zou beschadigen. De sneeuwschuiver staat een beetje schuin zodat de sneeuw netjes naar de zijkant gaat en de strooiwagen makkelijk over de weg kan rijden. Omdat de ploeg niet al het sneeuw kan wegschuiven blijft bij sneeuw strooien noodzakelijk.