Je gebit
Ze zijn er in allerlei soorten en maten. Sommige vlijmscherp en andere dik en plat, maar zeer krachtig. Ik heb het over... tanden. De meeste dieren zouden zonder een gebit vol tanden en kiezen niet overleven.
Die gebitten komen in allerlei soorten en maten. Vleeseters bijvoorbeeld, zoals deze haai, hebben superscherpe tanden waarmee ze hun prooi vastpakken en doden. En dat ziet er best wel eng uit. En planteneters, zoals deze giraffe waar ik hier de schedel van heb, hebben scherpe tanden om blaadjes en gras mee af te scheuren, en platte kiezen om ze mee te vermalen. En dan heb je ook nog alleseters zoals de aap. Alleseters moeten met hun gebit planten en fruit kunnen snijden, maar ook vlees vastpakken en scheuren. Daarvoor hebben ze snijtanden, hoektanden en kiezen.
Dit is een mensenschedel. Net als apen zijn we ook alleseters. Een volwassen mensengebit heeft 32 tanden. 16 onder en 16 boven. Daarvan zijn er acht snijtanden, vier hoektanden en zestien kiezen. Wist je dat als je 14 bent, je die allemaal al hebt. Maar daarna krijg je misschien nog vier extra verstandskiezen erbij. Een bekkie vol tanden dus.
En dit is een mensentand in het groot. De buitenkant is gemaakt van glazuur. Dat zie je hier zo, in het wit. En dat is vooral gemaakt van kristallen van calcium en fosfaat. En daardoor is een mensentand keihard. Maar als je hele tand uit dat harde glazuur zou bestaan en je bijt op iets hards of je valt, dan kunnen er barsten in komen. Dat glazuur is dus alleen de buitenste laag, daaronder zit tandbeen. Dat is stevig, maar ook soepel. Deze twee samen zorgen er dus voor dat je tanden supersterk zijn en dat je zenuwen beschermd worden.
Met ons gebit kun je dus bijna alles. Een appeltje bijten. Nootjes kraken. Wortels breken. Of een broodje scheuren. Maar als we dat niet zouden hebben, zou je alleen maar kunnen slurpen. Liever niet.