Hulp voor onderduikers
Alle onderduikers in het Achterhuis hadden hulp nodig. Zonder niet-Joodse helpers konden onderduikers niet overleven. Alleen al omdat zij eten brachten. Helpers regelden alles. Ze brachten Joodse mensen stiekem naar een onderduikadres en bedachten verstopplekken. Johan Voskuil maakte bijvoorbeeld de boekenkast waarachter Anne en haar familie zaten verstopt. Iedere helper had een taak. Bij Anne zorgden de helpers Victor Kugler en Johannes Clijmans, ervoor dat er in het bedrijf van Annes vader geld werd verdiend. Dat geld was belangrijk om voedsel te kopen voor de onderduikers. Bep zorgde voor brood en melk. Jan Gies zorgde voor speciale bonnen. Alleen met deze bonnen kon je in de oorlog voedsel krijgen en Miep Gies zorgde voor vlees en groenten. Helpers riskeerden hun leven. Op het helpen van Joden stond een zware straf. Helpers werden afgevoerd naar een concentratiekamp en raakten al hun bezittingen kwijt en kregen hele strenge straffen. Toch besloten ze om te helpen omdat ze tegen de nazi's waren. Die mensen waren in. Ik kon ze helpen. Toch ging deze groep van mensen die zich tegen de nazi's durfden te verzetten en onderduikers hielp, was klein. De meeste mensen deden niets. Ze pasten zich aan en keken vanaf de zijlijn toe. Zij bleven toeschouwers.