Eten bewaren in de Middeleeuwen
Hai, ik heet Sjoukje en ik ben Houkje. En dit is koken, koken, koken met Sjoukje en Houkje. Vandaag gaan we leren hoe je eten moet bewaren. Dat is heel belangrijk. Er is zo vaak hongersnood. Als de oogst mislukt, dat gebeurt zo vaak. Als er een overstroming is, is alle graan verrot, alle koeien verdronken. En wat doen we bij honger? Nou, dan gaan we de poes opeten of de hond en dan eten de mensen gras en muizen en ratten of mensenvlees. Je kunt gewoon elkaar opeten. Als er niets meer is, dan kan je elkaar opeten. Dus: wat moeten we doen? Eten bewaren. Tijdens de vette jaren moet je vooruit denken. We hebben geen vriesvak en geen conservenblik, maar we kunnen onze groente inleggen met zuur. Kijk, bijvoorbeeld deze kool, zuurkool! En vis kun je zouten. Dan blijft het lekker lang goed, lekker opzouten! En vlees! Lekker laten drogen in de zon. Blijf het langer goed, langer houdbaar. En gerookte zalm: lekker lang roken boven een vuurtje. Bramen, frambozen en appels. We maken er jam van, we doen er suiker bij en dan lekker inmaken. Mmm. Melk bederft zo snel, maar als je er boter of kaas van maakt, dan blijft ie goed. Kijk maar. En de allerrijksten, die hebben een ijskelder met grote brokken ijs uit de vijver. Daar kun je dingen in bewaren, maar ja, die hebben wij niet. Maar wie wat bewaart, die heeft wat. Ja, en dan hoef je elkaar ook niet meer op te eten. Sjoukje! Oh nee, ook niet een heel klein hapje? Niet doen, niet doen! Geintje! Dit was koken met Sjoukje en Houkje! Doei doei!